Dissociatie is een fenomeen dat de meeste mensen kunnen ervaren. Het is een coping-mechanisme dat wordt gebruikt om stressoren zo min mogelijk te beheersen als over-stimulatie of zo ernstig als seksueel misbruik.
Als een manier om ermee om te gaan, vindt dissociatie plaats wanneer de hersenen traumatische ervaringen compartimenteren om te voorkomen dat mensen teveel pijn voelen, hetzij fysiek, emotioneel of beide. Wanneer dissociatie plaatsvindt, ervaar je een afstandelijkheid van de realiteit, zoals 'spacing out'. Een deel van je is gewoon niet 'daar op dat moment'.
Kinderen die lijden aan problematische dissociatie kunnen vaak symptomen vertonen die verkeerd kunnen worden geïnterpreteerd als andere psychologische problemen. Volgens de International Society for the Study of Trauma and Dissociation zijn kinderen met dissociatieve stoornissen vatbaar voor trance-toestanden of 'black-outs' waarbij het kind niet meer reageert of een punt in de aandacht heeft. Ze kunnen ook naar niets staren, een deel van hun leven vergeten of wat ze net aan het doen waren, of doen alsof ze net wakker zijn geworden als reactie op hun aandacht. In combinatie met plotselinge veranderingen in activiteitsniveaus (zoals een kind dat de ene minuut lusteloos is en het volgende hyperactief), worden deze symptomen vaak verkeerd geïnterpreteerd als Attention Deficit Disorder of Bipolar Disorder.
Andere dissociatieve symptomen, zoals dramatische, abnormale veranderingen in gemoedstoestand, persoonlijkheid of leeftijd, die op sociaal ongepaste manieren werken, of erop staan dat ze door een andere naam worden opgeroepen, kunnen ook leiden tot verkeerde diagnoses van psychotische of gedragsstoornissen.
Onderliggend aan al deze symptomen is het een tendens voor het kind om delen van zichzelf te scheiden, of 'fragmenteren'. Deze fragmentatie is vaak het resultaat van reeds ervaren trauma. Bij kinderen is de traumatische situatie vaak een vorm van mishandeling of verwaarlozing thuis, als getuige of slachtoffer.
Hoewel er geen enkele oorzaak is gevonden die het fenomeen van dissociatie verklaart, wordt door sommige clinici aangenomen dat de gehechtheid tussen het kind en hun verzorger een substantiële rol kan spelen in het risico van het ontwikkelen van dissociatieve symptomen.
In hechtingstheorie dient de verzorger idealiter als een veilige basis van waaruit het kind troost en ondersteuning kan ontvangen (veilige gehechtheid). Hun reacties op de acties van het kind bepalen hoe het kind de wereld zal gaan zien en relaties zal zien in de toekomst. Een bepaalde vorm van gehechtheid, gedesorganiseerde gehechtheid treedt op wanneer de verzorger het kind mishandelt, vaak het kind beangstigt, gevoelens mis-communiceert, en zeer onrealistische verwachtingen van het kind heeft (bijv.. Op het kind vertrouwen voor zorg).
Mantelzorgers die zich gedragen op manieren die aanleiding geven tot ongeordende gehechtheid, kunnen zich heel inconsistent gedragen (bijvoorbeeld soms zijn ze opdringerig, soms trekken ze zich terug), wat voor verwarring zorgt voor het kind. Het kind kan eindigen met meerdere, onverenigbare opvattingen van de verzorger (de verzorger zien als een bron van bescherming en gevaar tegelijkertijd) en incompatibele visies op zichzelf (verwarring voelen over de vraag of ze goed of slecht zijn). Deze onverenigbare opvattingen zijn erg moeilijk te verzoenen en moeilijk te combineren tot een samenhangende structuur.
Het kind blijft met verwarring over wie zijn ouders zijn en wie ze zijn, waardoor het moeilijk wordt om een coherent zelfgevoel te ontwikkelen. Deze vorm van fragmentatie legt de basis voor dissociatieve ervaringen.
Nog verwarrender is dat het kind voor het dilemma staat van zowel zichzelf beschermen tegen een verzorger als het onderhouden van een relatie met hen. Jennifer Freyd legt uit dat het verraadtrauma, het gevoel van verraad dat vaak wordt aangetroffen bij kinderen die door hun verzorgers worden misbruikt, verklaart waarom veel kinderen het misbruik vergeten, of liever gezegd, het uit hun gedachten zetten.
Als het kind door dissociëren omgaat, wordt het gemakkelijker om het dagelijkse leven met de ouder voort te zetten dan wanneer ze volledig op de hoogte waren van de traumatische ervaringen uit het verleden.
Helaas doen veel ouders die omstandigheden creëren die leiden tot ongeordende gehechtheid, dit omdat ze in hun eigen jeugd mishandeling hebben meegemaakt. De onderzoekers van Jude Cassidy en Jonathon J. Mohr van de Universiteit van Maryland suggereren dat ongeordende gehechtheid, naast gecorreleerd te zijn met dissociatieve stoornissen, ook gerelateerd is aan trauma's in de kindertijd.
Bovendien ontdekten de onderzoekers Paolo Pasquini en Giovanni Liotti van de Italiaanse Groep voor de Studie van Dissociatie dat moeders die in de eerste twee jaar van het leven van het kind een stressvolle of traumatische gebeurtenis meemaken, een verhoogde kans hebben dat het kind dissociatieve symptomen zal hebben en ongeorganiseerd zal zijn in zijn hechtingsstijl.
Het ouderverstotingssyndroom, een vertaling van het Engelse Parental Alienation Syndrome (PAS), is een syndroom bij kinderen, als wordt vastgesteld dat zij een van hun ouders stelselmatig afwijzen. Het ouderverstotingssyndroom komt vooral voor bij kinderen van uit de echt gescheiden ouders en aanhoudende conflicten tussen hen, waarbij een kind gaandeweg onder invloed van de ene ouder de andere ouder onterecht verstoot in diverse nuances: van vermijden over laster tot uitvallen tegen die ouder.
No comments:
Post a Comment